Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2284

Datum uitspraak2007-08-24
Datum gepubliceerd2007-08-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580297-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Heropening van het onderzoek, nu de onderzoeksaanvraag gericht aan het NFI niet in het dossier aanwezig is.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580297-07 Uitspraak d.d.: 24 augustus 2007 Tegenspraak / dip TUSSENVONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [adres en woonplaats], thans verblijvende in de penitentiaire inrichting “Achterhoek” te Zutphen. Onderzoek van de zaak Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 28 mei 2007 in Bocholtz, gemeente Simpelveld, en/of in Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (grote) hoeveelheden speed (amfetamine), zijnde (telkens) amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet 2. hij op of omstreeks 28 mei 2007 in Bocholtz, gemeente Simpelveld, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,6 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid speed (amfetamine), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Heropening onderzoek Het is de rechtbank onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht het daarom noodzakelijk dat nader onderzoek plaatsvindt. Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat blijkens het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 18 juli 2007 onderzoek is gedaan naar de op 27 juni 2007 door het NFI ontvangen verdovende middelen. Deze middelen zijn aan het NFI toegezonden door de Technische Recherche Noord- en Oost-Gelderland in de zaak met nummer PL0642/07-271929, hetgeen de onderhavige strafzaak betreft. Uit het deskundigenrapport is echter niet te herleiden op welke in beslag genomen middelen het door het NFI verrichte onderzoek betrekking heeft. De rechtbank is van oordeel dat voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening noodzakelijk is dat het strafdossier wordt uitgebreid met de aan het NFI gerichte brief waarin het verzoek is neergelegd om onderzoek in te stellen naar aanwezigheid van middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet. Zij zal daartoe het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de officier van justitie teneinde hem in de gelegenheid te stellen voornoemde brief aan het dossier toe te voegen. In de omstandigheid dat er enige tijd mee gemoeid zal zijn alvorens aan het doel van de huidige schorsing van het onderzoek beantwoord zal zijn, alsmede in het volle zittingsrooster van de rechtbank, ziet de rechtbank klemmende redenen om het onderzoek voor langere duur dan één maand te schorsen. Zij stelt de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting dient te worden hervat op drie maanden. Beslissing De rechtbank heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor onbepaal¬de tijd, doch ten hoogste voor drie maanden. Zij stelt de stukken in handen van de officier van justitie ter fine als voormeld. Zij beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving van die datum en het tijdstip aan de raadsman. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Kleinrensink en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzit¬ting van deze rechtbank van 24 augustus 2007.